Het eerste lot viel op de families van de Kehatieten die nakomelingen waren van Aäron. Deze Levieten kregen de volgende, hieronder opgesomde steden van de stammen Juda en Simeon:
Kirjat-Arba met de omliggende weidegronden, in het bergland van Juda. (Arba was de vader van Enak; Kirjat-Arba is het huidige Hebron.) De Israëlieten gaven echter de akkers rond deze stad en de omliggende dorpen aan Kaleb, de zoon van Jefunne. De nakomelingen van de priester Aäron kregen behalve Hebron (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers) eveneens Libna, Jattir, Estemoa, Cholon, Debir, Asan, Jutta en Bet-Semes. Negen steden van de stammen Juda en Simeon, elk met de omliggende weidegronden. En van de stam Benjamin kregen ze Gibeon, Geba, Anatot en Almon. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. In totaal kregen de priesters, de nakomelingen van Aäron, dertien steden met de omliggende weidegronden.
Het lot wees de overige Levitische families die van Kehat afstamden de volgende steden van de stam Efraïm toe:
Sichem in het bergland van Efraïm (een vrijplaats ter bescherming tegen bloedwrekers), Gezer, Kibsaïm en Bet-Choron. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. Van de stam Dan kregen ze Elteke, Gibbeton, Ajjalon en Gat-Rimmon. Vier steden, elk met de omliggende weidegronden. En van de tweede helft van de stam Manasse kregen ze Taänach en Jibleam. Twee steden, beide met de omliggende weidegronden. In totaal kregen de overige families die van Kehat afstamden tien steden met de omliggende weidegronden.